woensdag 15 februari 2012

Calder in Gemeentemuseum Den Haag

Gisteravond heb ik mij weer eens een beetje bezig gehouden met fröbelen, oftewel: tekenen. Daardoor kwam er weinig van een verslagje over het museumbezoek afgelopen weekend. Toch maar even wat proberen, deels aan te vullen met van de website van het museum gejatte tekstfragmenten.

Het was wel zeer de moeite waard, vooral die expositie van Alexander Calder. Zoals ik in mijn vorige bericht schreef, kende ik de man niet dus nu doe ik de naam van mijn weblog wèl een keertje eer aan. Heel bijzonder vond ik zijn figuren van ijzerdraad en de mobiles die her en der hangen, samen met zijn kleurrijke schilderijen ademt deze expositie schoonheid en een bepaalde lichtheid, vrolijkheid uit. Een interessant kunstenaar, dat lijkt een pleonasme maar ik bedoel dat positief.

Het is trouwens voor het eerst sinds 1969 dat er een grote overzichtstentoonstelling van Calder (1898-1976) in Nederland te zien is. En dat werd tijd.
De tentoonstelling draait om het legendarische bezoek van Alexander Calder aan het atelier van Piet Mondriaan in Parijs in 1930.  Voor Calder vormde de kunst van Mondriaan een enorme inspiratiebron, het opende zijn ogen voor de abstracte kunst.

Calder, zoon van een beeldhouwer en een schilderes, maakte als kind al van de meest uiteenlopende materialen dierfiguurtjes, sieraden en kleine beeldhouwwerken. Toch volgt hij eerst een opleiding tot werktuigbouwkundig ingenieur en gaat hij pas in 1923 alsnog naar de kunstacademie. Zijn grote passie voor beweging zet hij met behulp van zijn technische achtergrond voort in zijn kunst; alles wat hij maakt beweegt. Deze toevoeging van dynamiek in de tot dan toe statische beeldhouwkunst maakte hem een groot vernieuwer; nooit meer zal een beeldhouwer gezien worden als een kunstenaar die alleen met ruwe materialen en beitels werkt.

Tussen 1926 en 1933 woont Calder in Parijs, op dat moment het hart van de moderne kunst. Hij maakt dan lichte draadsculpturen die nauwelijks ruimte innemen. Bekend wordt hij ook door zijn complete circus gemaakt van alledaagse materialen als ijzerdraad, hout, leer, kurk en stukjes stof. Als een vroeg voorbeeld van ‘performance’ kunst, treedt hij regelmatig op met dit circus, want alle figuren kan hij op de juiste manier laten bewegen: koorddansers zwieren, honden springen door een hoepeltje en de olifant loopt op zijn achterpoten.

In de tentoonstelling staat dat ene bezoek aan het atelier van Mondriaan centraal dat zo’n radicale verandering in Calders werk teweegbracht. Zoals Calder zelf later zei: ‘Het was mijn bezoek aan Mondriaans atelier dat me abstract maakte’. Hij bewonderde Mondriaans gebruik van de ruimte en vertaalde dit naar zijn eigen artistieke expressie gebaseerd op beweging en immatrialiteit. Het compleet nagebouwde atelier van Mondriaan aan de Rue du Départ, vormt daarom het middelpunt van de tentoonstelling. Zijn werk verandert rigoureus. Vanaf dat moment bestaan zijn sculpturen niet langer meer alleen uit ijzerdraad, maar ook uit rode, zwarte of witte bollen. Hij ontwikkelt eerst kleine, maar later steeds groter wordende mobiles, waarin hij telkens op zoek is naar balans en beweging.



In de tentoonstelling is een film te zien die begin jaren ’30 in Nederland vertoond is. Filmmaker Hans Cürlis maakte in 1929 opnames van Alexander Calder die met niets meer dan een nijptang en zijn handen twee circusfiguren in ijzerdraad maakt. Calder wordt ook dan al door zijn materiaalkeuze en werkmethode neergezet als een vernieuwer in de beeldhouwkunst.

Calder (met snor) en vrienden kijken naar een door hemzelf ontworpen circustentoondtelling

De tentoonstelling eindigt met een van Calders laatste werken; een ontwerp dat hij rond 1976 maakte voor de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum dat tijdens de voorbereidingen van de tentoonstelling ontdekt werd. Helaas is het werk, een combinatie van een stabile en een mobile, nooit uitgevoerd door het vroegtijdig overlijden van Calder in 1976.


Geen opmerkingen: