Heb je al gehoord van die cultuurbarbaar die naar de Duinstrandloop ging? Hij ging niet! Nou ja, ik heb 'm al vaak gelopen maar dit jaar niet vanwege een familie-uitje dat gepaard ging met een leuk - en enigszins symbolisch - ritueel.
Duinstrandloop 1978 |
Na aankomst was het niet lang zoeken naar de boompjes, ze waren snel gevonden. Even later werden ze zelfs gedoopt met champagne die Carmen in een flesje had meegenomen. Het is de bedoeling dat de boompjes over een X-aantal jaren, samen met vele andere aangeplante bomen, een natuurpark gaan vormen.
Aansluitend bezochten we de Country & Christmas Fair in het park bij het imposante Kasteel Haarzuilens, waar het drukker leek dan in de Kalverstraat. Wij hebben er een paar uur rondgekeken, slenterend langs de vele kramen, bij een grote La Place tent iets gegeten en naderhand hebben we ons buiten tegoed gedaan aan chocolademelk en glühwein.
Het was een groots opgezette kerstmarkt, maar vandaag was alweer de laatste dag! En dat terwijl het sinterklaasfeest nog moet plaatsvinden. Wat op zijn zachtst gezegd merkwaardig mag worden genoemd. Tegen het gevoel en de wens van zeer velen in, worden Sinterklaas en Zwarte Piet steeds meer naar de achtergrond gedrukt, terwijl veel straten en etalages al in het najaar in kerstsfeer worden gedompeld. Het schijnt commercieel veel interessanter te zijn, anders kan ik het niet verklaren.
Maar goed, gezellig en sfeervol was het wel.
Alice Neel
Gistermiddag (zaterdag dus) weer eens een museumpje gepikt. 'Museumpje' klinkt wat denigrerend maar is uiteraard niet zo bedoeld, we hebben het wel over een van de mooiste musea van ons land, het Gemeentemuseum Den Haag. Er zijn daar op dit moment een aantal interessante tentoonstellingen te bezichtigen. Vandaag ging een grote expositie van het werk van modekoning Hubert de Givanchy, en zijn stijlicoon Audry Hephurn, van start. Niet geheel toevallig is daar gisteravond ook op tv de nodige aandacht aan besteed. Echter ging ik niet voor dat eerbetoon aan de iconische filmster die Audry was. Niet omdat het mij niet interesseert, maar ik ga daar een andere keer heen. Zeer binnenkort zelfs.
Zaterdag wilde ik mij meer focussen op het werk van Alice Neel (1900-1984), een van de beste portretschilders die de wereld heeft gekend. En inderdaad: er hingen op deze overzichtstentoonstelling heel wat schilderijen van de uiterst produktieve kunstenares die Neel bij leven was.
Ze schilderde allerlei mensen uit haar omgeving; haar kinderen, haar minnaars, collega kunstenaars en flamboyante persoonlijkheden die zich in de kring van Andy Warhol begaven.
Bij het schrijven van de hiernavolgende tekst heb ik de informatie gebruikt zoals die op de website van het gemeentemuseum staat.
Alice Neel legde niet alleen het uiterlijk van de geportretteerde vast, maar ook slaagde zij er goed in om het karakter van iemand weer te geven, diens stemming, onzekerheid of ijdelheid. Het zijn dan ook stuk voor stuk zeer expressieve schilderijen. Niet voor niets was zij een inspiratiebron voor hedendaagse kunstenaars als Marlene Dumas, Rinus Van de Velde en Elizabeth Peyton.
De tentoonstelling begint in 1926. Neel woonde toen met haar echtgenoot Carlos Enriquez in Cuba. Hun eerste dochter overlijdt op éénjarige leeftijd. Neel en Enriquez gaan uit elkaar en ze keert terug naar haar ouders in Philadelphia, terwijl hun tweede dochter bij de familie in Cuba achterblijft. Neel krijgt een zenuwinzinking en wordt opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
In 1932 verhuist Neel naar New York. In Greenwich Village bouwt ze een vriendenkring van kunstenaars en schrijvers op die naar aanleiding van de Grote Depressie, geïnteresseerd zijn geraakt in het communisme. Dit levert Neel, die in 1935 ook zelf lid van de Communistische Partij wordt, een 'FBI file' op.
Als ze naar Spanish Harlem verhuist portretteert ze naast haar communistische vrienden ook de immigranten uit Latijns Amerika en Puerto Rico, die ze tegenkomt in haar buurt. In Spanish Harlem worden ook haar twee zoons van de vaders José Negron en Sam Brody geboren, die ze met regelmaat portretteert.
Begin jaren zestig verhuist Neel naar Upper West Side, een meer welvarende wijk in New York. Hier begint ze ook invloedrijke curatoren, kunstcritici en kunsthandelaren vast te leggen. Tegelijkertijd hebben de subculturen die in deze tijd hun bestaansrecht opeisen haar interesse. Dankzij haar vriendschap met Andy Warhol ontmoet zij verschillende homoseksuele en transseksuele mensen, zoals Jackie Curtis, over wie Lou Reed het nummer Walk On The Wild Side schreef.
Met portretten van haar, maar ook van ‘vrijgevochten’ vrouwen, draagt ze bij aan de emancipatie van die verschillende subculturen. Ze sluit hiermee aan bij een genre dat we kennen uit de fotografie, bijvoorbeeld van Diane Arbus, maar uniek is in de schilderkunst.
Tegen het einde van haar leven heeft Alice Neel een oeuvre bij elkaar geschilderd van portretten, die samen een dwarsdoorsnede van de Amerikaanse samenleving in de 20e eeuw weergeven.