Vrijdag 17 augustus
Dit gaat toch een lang blogje worden (ik kan het kennelijk niet laten om, ondanks mijn goede voornemens, toch te gaan uitwijden). Ik pak namelijk twee dagen achtereen, de vrijdag en de zaterdag (17 en 18 juli).
Op vrijdag bezochten we na het ontbijt en een ochtendwandeling de Montparnasse, met het hoogste gebouw van Parijs waar je tegen betaling helemaal naar boven kunt. Dat hebben we niet gedaan, we wilden dóór.
En weer kwamen we bij de Cimetière Montparnasse uit, waar beroemdheden als Jean Paul Sartre en Serge Gainsbourgh - nog steeds onmetelijk populair in Frankrijk -begraven liggen. Toch altijd mooi, zo'n begraafplaats, vooral vanwege de serene rust (en dat bedoel ik niet eens ironisch).
Weer even later bereikten we een plein waar een reusachtige centaur (half man, half paard) op uitkeek: een beeldhouwwerk van César. In een van de straatjes in de buurt zit de beroemdste bakker van Parijs en misschien wel van de wereld:
Poilâine. De kunstig versierde broden kosten maar liefst 21 euro. naderhand keerden we er weer terug en toen hebben we appelgebak gekocht die we later, op een pleintje met een fontein, met smaak hebben verorberd.
Dat was later, want eerst passeerden we een winkeltje waarin dameskleding werd verkocht van het merk waarvan Hanne ook een jurk heeft. Het was uitverkoop dus gingen we naar binnen. Even later weer naar buiten, maar ditmaal met een zak en een jurk rijker. Dit moest gevierd worden op een terras met een ijskoude cola, tegenover het chique warenhuis Le Bon Marché. Daar gingen we na de terraspauze naar binnen om een kijkje te nemen. Een soort Bijenkorf is het, maar nòg net iets chiquer.
We wandelden verder, bezochten achtereenvolgens een kerk en een marktje, en liepen door allerlei straatjes, avenues en boulevards totdat we weer bij de Seine uitkwamen. De zon was inmiddels weer weer een onbarmhartige koperen ploert, de temperatuur was al snel gestegen tot boven de 34, 35 graden uit! Wat te doen? Want Parijs mag een geweldige stad zijn, je kunt er in de open lucht vrijwel nergens een verfrissende duik nemen.
Het idee rees om een boottochtje over de Seine te maken in een van die openluchtboten. Zo gezegd zo gedaan, we kochten een dagticket voor de 'Batobus', die kwam om de twintig minuten. Dat was wel leuk: deze boot had diverse aanlegplaatsen waar je vanaf kon gaan of weer zo'n boot terug nemen.
'Monter et descendre où en veut, quand on veut' is het motto. Zo zijn wij uitgestapt bij de Eifeltoren en hebben daar een tijdje rondgewandeld en op een bankje gezeten, in de schaduw.
Naderhand pakten we een boot terug en een paar stops verder gingen we weer aan wal om te voet onze weg te vervolgen. Via de
Pont des Arts bereikten we het Louvre en het aangrenzende park de Tuileries. Die brug, ook wel Passerelle des Arts genoemd, is vooral voor geliefden een hele speciale brug. Zij bevestigen er gewoon een hangslot aan - er hangen vele honderden in allerlei kleuren en maten. Eenmaal op slot gooi je het sleuteltje in de Seine zodat de liefde niet meer te scheiden is. Romantisch hoor.
De grote ronde vijvers van de Tuileries blijven ook altijd hetzelfde, en evenals 45 jaar geleden kun je er op een stoeltje zitten en de karpers voeren. Dat hebben we ditmaal niet gedaan, wel hebben we een tijdje in de zon gezeten, terwijl even verderop een zwerver zijn kleding aan het uitspoelen was en vervolgens ter droging uitspreidde op de rand van het bassin.
Uiteraard zijn we na deze stop verder gaan wandelen - we hebben opvallend weinig gebruik gemaakt van de metro ditmaal - en kwamen uiteindelijk weer uit bij de Rue Mouffetard. In een restaurantje dat ons aansprak door de kleinschaligheid en de bescheiden opstelling van het personeel: de 'patron' en zijn twee lieftallige assistenten stonden steeds als stokstaartjes achterin het restaurant naar buiten te kijken, kennelijk in de hoop dat er iemand binnenkwam. Het naar binnen lokken van voorbijgangers ging hun niet zo goed af, maar ik vind dat juist wel sympathiek. De bediening was hoe dan ook erg vriendelijk en het eten was prima.
Zaterdag 18 augustus
Zaterdag zouden we direct na het ontbijt naar de Catacomben gaan, want dan zou de rij wachtenden 'lang niet zó lang' zijn. Dat hadden we gedacht! We sloten achter in de rij aan, in de brandende zon, en raadden hoe lang het zou duren voordat we naar binnen mochten. Ik schatte de wachttijd op drie kwartier, Hanne op twee uur. En wie had er gelijk? Precies, goed geraden! Twee uur en een kwartier later stonden we voor de ingang, waar een jongeman om de tien minuten twintig personen doorliet.
Al eerder had ik de Catacomben bezocht, dat was in 2010. Oorspronkelijk waren dit kalksteengroeven, maar later (vanaf 1786 tot ver in de 19e eeuw) is een deel ervan gebruikt om de beenderen van de overvolle kerkhoven van Parijs in onder te brengen. Het is dus in feite eens begraafplaats in de vorm van een groot netwerk van ondergrondse kamers en galerijen. Het totale tunnelstelsel zou meer dan 300 km lang zijn, het stuk dat voor het publiek is opengesteld is amper twee kilometer lang. Naar schatting liggen er de resten van ongeveer zes miljoen Parijzenaars.
Bij de kassa kreeg ik seniorenkorting, zoals bij veel instellingen in Parijs, dat geldt ook voor de trein. Een van de weinige voordelen van het ouder worden. Daarna begonnen we aan de afdaling van zo'n 25 meter trappen, waarna een bijna eindeloos lijkende wandeling door het ondergrondse gangenstelsel volgde. Uiteindelijk kom je dan in een ruimte met maquettes van oude nederzettingen, pas daarna bereik je de ruimten waar je langs de gestapelde beenderen en schedels van miljoenen Parijzenaars loopt. Ze zijn keurig gerangschikt per kerkhof waar de beenderen vandaan komen en het jaar waarin ze in de catacomben gedeponeerd zijn. Daarna loop je nog een eindweegs door de ondergrondse gangen totdat je weer een lange wenteltrap naar boven gaat. Een goede conditie is wel vereist voor dit uitstapje. De Parijzenaars hebben die conditie in elke geval wel, want je loopt en klimt wat af in deze stad. En dan is er opeens de uitgang in een rustige zijstraat, waar na de koelte van de onderaardse gewelven de hitte als een deken op je neerkomt.
We gingen weer een flink stuk wandelen en kwamen op een gegeven moment weer uit bij de hoofdingang van de Jardin des Plantes, waar ook het Musée Nationale d'Histoire Naturel staat, of liever gezegd een onderdeel daarvan, de
Galerie de paléontologie et d'anatomie comparée. Ik liep er vaak langs maar ben er nog nooit naar binnen gegaan, nu moest het er maar eens van komen.
Het was buitengewoon verrassend en indrukwekkend, moet ik bekennen. Het was voor mij persoonlijk wel de dag van de skeletten en geraamten, want in drie enorme ruimten stonden de geraamten van vele diersoorten opgesteld, inclusief reeds zeer lang geleden uitgestorven diersoorten zoals de brontosaurus en de mammoet.
Er waren drie verdiepingen die je elk per trap kon bereiken. Van daaruit had je een goed overzicht op de verdiepingen eronder.
Wie al die skeletten wil bewonderen, een foto-indruk staat
hier!
De rest van de dag hebben we doorgebracht wandelend langs de Seine, of eigenlijk moet ik schrijven: rustend in de schaduw van een boom en vervolgens slenterend. De hitte (38 graden celsius!) was nu bijna verzengend en had invloed op een ieders motoriek, alsof de passanten figureerden in een met vertraging afgespeelde film. Alleen hadden de mensen die aan de oever van de Seine de Tango dansten kennelijk minder last van de hitte, zij dansten met overgave. Kennelijk werd het voor hen niet de
Last Tango in Paris...
Via Saint-Germain en Place St. Michel bereikten we de altijd drukke en gezellige maar oh zo commerciële Rue Huchette, waar de restaurantbazen de toeristen met veel opdringerigheid hun tent in trachtten te lokken. We zijn toch maar doorgelopen naar de eveneens toeristische maar veel gemoedelijkere Rue Mouffetard. Op een terras aan het plein lesten we onze dorst met bijgaand goudblond gerstenat. Daarna gingen we op zoek naar een eettentje dat we na wat heen en weer geloop en wikken en wegen vonden. Uiteraard was het eten weer erg smakelijk, met zalmsalade, uiensoep, steak en lamskotelet en Dame Blanche na. Om misverstanden te voorkomen; een en ander verdeeld over twee personen...
Voldaan liepen we terug naar het hotel waar we even gingen uitrusten met de tv aan. Een aardig muziekprogramma zagen wij met een keur aan hedendaagse artiesten en toppers van toen. Uiteindelijk zonken we weg in een korte slaap, maar toen we weer ontwaakten besloten we er nog op uit te gaan. Dat was vooral mijn wens, ik wilde Parijs wel eens bij avond zien. We liepen de Boulevard St. Michel af totdat we bij Saint-Germain kwamen. Daar liepen we door mooie straatjes waaronder de Rue Jacob en de Rue St. André des Arts. We passeerden onder meer het oudste restaurant van Parijs, Le Procole, en besloten meteen daar de volgende dag te gaan eten.
Meest verrassend maar toch geloofwaardig was de temperatuur die diverse digitale thermometers aanwees om kwart voor elf 's avonds: 37 graden celsius! De hitte was trouwens ook op televisie hèt nieuws van de afgelopen dagen. Nog nooit eerder - althans sinds mensenheugenis - was het zó warm in Parijs. Toch hebben we die nacht in ons hotel wonderwel geslapen.