Het was in een van de uitzendingen van DWDD deze week. Arie Boomsma lag bijna dubbel van het lachen nadat schaatser Mark Tuitert een warm pleidooi had gehouden voor het opnemen van de legendarische lange afstandloper Emil Zátopek in de Top 10 van sportmensen die in de geschiedenis 'het verschil' hadden gemaakt. De jonge schaatser betoonde zich - naar mijn mening volkomen terecht - zeer begeestert en spreidde een welhaast encyclopedische kennis over Zátopek ten toon. 'Dat heb je toch allemaal van Wikipedia?' vroeg Boomsma, hetgeen Tuitert ten dele toegaf. Niets mis mee natuurlijk.
Nu wil het geval dat ik juist vorige week in amper een dag tijd een buitengewoon aardig boekje had gelezen over Zátopek, getiteld 'Hardlopen'. Ik had het voor mijn verjaardag gekregen. De schrijver van het boek, Jean Echenoz, maakte in een licht ironische stijl, maar vol compassie, een mooi portret van destijds 'de snelste mens ter wereld'. Of de naam Zátopek de allerjongsten onder ons iets zegt weet ik niet, wel weet ik dat Zátopek bij het grote publiek vooral bekend is geworden door zijn wonderlijke looptechniek: met zijn hoofd zwaaiend, de armen hoog opgetrokken en met gekweld gelaat. Zo liep hij overigens alleen in wedstrijden, en dan vooral op de momenten dat het er ècht op aan kwam, waarbij hij ging versnellen om zijn tegenstanders voor te blijven. Een fragment uit het boek:
"Op een kwart van de afstand neemt Zátopek het heft in handen en laat het niet meer los. Halverwege het parcours versnelt hij sterk en begint dan op zijn typische, abrupte manier het ritme te breken: plotseling demarreren op het rechte eind aan de overkant en in de finishbocht, vertragen voor de tribunes als om tijd te geven zich te laten bewonderen, dan weer een scherpe demarrage. De anderen hadden hem misschien nog kunnen volgen als hij regelmatig had gelopen, maar die herhaalde aanvallen, die onophoudelijke tempowisselingen maken hen horendol, doodmoe en murw: hart en benen worden telkens ruw tot de orde geroepn, het bloed stijgt hun naar de slapen en ze hebben het erg zwaar, maar hij trekt zich er niets van aan en wint: gouden plak."
Zátopek was niet alleen als mens en atleet groots, interessant is ook de tijd en het land waarin hij tot grote hoogten steeg, ook maatschappelijk gezien: van eenvoudige arbeider in de schoenenfabriek van Bata tot Luitenant-kolonel in het leger.
Tijdens de Praagse Lente van 1968 was Zátopek politiek actief, en protesteerde hij tegen de Sovjet-invasie. Hij werd hiervoor uit de Communistische Partij gezet, verloor zijn rang in het leger en werd gedwongen om als bouwvakker aan de slag te gaan, nadat hij eerst een half jaar als mijnwerker in een uraniummijn te werk was gesteld. Ver buiten zijn geliefde stad, omdat de gezaghebbers het risico niet aandurfden de burgers van Praag met de degradatie van de volksheld te confronteren. Zes jaar verbleven hij en zijn vrouw in de anonimiteit. Het waren zware tijden, maar Emil Zátopek sloeg zich er op zijn karakteristieke flegmatieke wijze doorheen. Hij zei: "Als ik zo hard met mijn benen heb kunnen werken, hoef ik toch niet bang te zijn voor een beetje handenarbeid?"
Jarenlang was welk eerherstel dan ook ondenkbaar. Wel werd, onder zware druk vanuit het Westen, de handenarbeid die Zátopek moest verrichten, in 1971 omgezet in een onbeduidende kantoorbaan. Voor hem en zijn vrouw was toen een deel van het leed verleden tijd. Onder Havel werd Zátopek in 1989 volledig eerherstel verleend en kreeg hij weer - op 67-jarige leeftijd - de rang van kolonel terug, met alle rechten en plichten hieraan verbonden. Dit eerherstel heeft Zátopek veel voldoening gegeven, "Ik wilde in 1968 vrijheid voor mijn land, zoals al mijn 15 miljoen landgenoten. Meer niet. Dat het regime een aantal van ons tot slachtoffer maakte, heeft mij en al mijn landgenoten pijn gedaan".