Wij gingen er met een groepje van Haag heen: Eveline, Wim, Ilse en Arne met hun partners, Ellen, Katelijne, Pierre, Dick en Anja en ikzelf. Eveline, PR-vrouw van De Appel, had kaartjes voor ons gereserveerd die wij bij de kassa konden afhalen. Er was nog even tijd om een kop koffie te drinken, de voorstelling begon om kwart over acht. Ik 'spotte' ook Ferry Mingelen, die er deze avond kennelijk de voorkeur aan had gegeven om de monoloog van Thom te zien boven het interview met Willem Holleeder.
Al bij het betreden van de zaal zag je het podium met op de achtergrond een projectiedoek waarop permanent zwart-wit filmbeelden uit vooral de jaren zestig werden geprojecteerd: Chroetsjov naast Gagarin (de eerste man op de maan), de aanslag op Kennedy, The Beatles, Bob Dylan, Jimi Hendrix, Vietnam, Francoise Hardy, maar ook cruciale historische beelden uit latere tijden, zoals de aanslag op de Twin Towers. Deze beelden werden gedurende de hele - één uur durende - voorstelling gedraaid en werkten zowel afleidend als voorstelling-versterkend, al naar gelang 'de observer'.
Thom is de naam van het stuk. Het is een monoloog, geschreven door de Amerikaanse toneelschrijver Will Eno. Het is een monoloog van Thom Paine, een jongen op weg naar volwassenheid.
Als je 'm zo ziet spelen weet je niet beter dat het Hugo Maerten zèlf is, dus niet de acteur Hugo Maerten die een rol speelt. Zo intens, het publiek erbij betrekkend (dat deze avond opvallend rustig en beschouwend bleek te zijn), en van de hak op de tak springend. Gedachten ontspruiten spontaan maar worden vaak niet afgemaakt, verhalen worden verteld maar lijken op zichzelf te staan. Waar gaat het eigenlijk over? vraag je je als toeschouwer geregeld af.
In feite vertelt Thom een paar verhalen: over de jonge knaap die met zijn hond aan het wandelen is in het park en die hond verongelukt. Hond en jongen, zo sterk aan elkaar verknocht, het verdriet van de knaap uit zich op een heel onconventionele, welhaast anti-dramatische manier en wordt beeldend verwoord door de verteller. Of het verhaal over hoe Thom wordt gestoken door een zwerm bijen.
Tussendoor worden opmerkingen gemaakt en grappen gemaakt die schijnbaar niets met het verhaal van doen hebben, waardoor het publiek op het verkeerde been kan worden gezet. Hugo of Thom, of Hugo àls Thom flirt, maakt grappen over goochelen (dat gebeurt niet), er is een loterij op basis van het nummer op je toegangsbewijs (maar er komt geen loterij), hij zoekt iemand uit het publiek om hem bij te staan (gebeurt ook niet, later toch weer wel), er verschijnt een boksbal om tegen te sparren (gebeurt niet). Thom komt ook steeds met spontane gedachtes die opborrelen en hij even plotseling weer laat vallen. Of hij vraagt zich dingen af zonder het antwoord te geven: 'Laat ook maar'.
Maar het gaat vooral om je eigen reacties op het stuk: wat roept het op, herken je dingen in Thom die je zelf ook hebt ervaren of waarvan je in ieder geval een voorstelling kunt maken. Eigenlijk gaan de beeldende verhalen van de uit zijn krachten gegroeide jongen in korte broek over het leven zelf, het bestaan in dit ondermaanse, de emotionele achtbaan die het leven is.
Cruciale vraag aan een ieder was: "Wanneer hield je op kind te zijn? " Met andere woorden: wanneer hield je op met je te verbazen over het leven, met het doorleven van je passies, met spontaan handelen, speels associëren, wat was het moment waarop je jouw gevoelens en emoties leerde beheersen en je ging conformeren aan wat volgens jouw overtuiging de maatschappelijke normen zijn? Wanneer zijn we geworden zoals sommige hedendaagse jongeren, die er met één afzichtelijk woord blijk van geven te zijn opgehouden met zich te verwonderen: "boeijuuuh!"
Maar goed, net zoals ik zoëven zat weg te dromen over dromen, heeft een ander weer heel andere associaties. Wie vraagt zich nooit eens af hoe wonderlijk het (zelf)bewustzijn is, hoe oneindig groot. Die merkwaardige eigenschap om jezelf het middelpunt van het heelal te weten. Terwijl je tegelijkertijd weet dat je één van de ontelbare levensvormen bent die op dit kleine bolletje dat aarde heet bestaat en bestaan hebben, dat die aarde een van de bolletjes is van ons zonnestelsel, dat het zonnestelsel er een is van duizenden zonnestelsels van ons melkwegstelsel, en dat er naar de laatste schattingen zo'n 70 triljard (een 7 met 22 nullen) sterren bestaan in het zichtbare heelal.
De een drijft een dergelijk besef tot wanhoop, de ander juist een gevoel van ontzag en een onmetelijk gevoel van bewustzijn, ontzag en liefde voor het 'al'.
Het is gek, als mens, en zeker als nuchtere Nederlanders, houden we ons vast aan zekerheden, aan een vaste lijn in ons leven. Regelmaat, ons werk, vaste relaties. Dat hoort ook zo, dat alles geeft een structuur, doel en zin aan het leven. In ieder geval een (gevoel van) houvast. Het zijn juist voorstellingen als die van gisteren die je weer even door elkaar schudden, die je weer even helpen herinneren aan onze plaats in het onmetelijk grote geheel. "Boejuuuuh?!" Jazeker, het was een heel boeiende voorstelling. Amusant, verwarrend, grappig en verontrustend tegelijk.
Uiteindelijk draaide dit alles maar om één woord: liefde, in welke vorm ook. Dat is hetgeen ons tot mens maakt en misschien zijn deze woorden van Thom aan het eind van de voorstelling wel de meest cruciale: "Laat er altijd iemand zijn die wacht".
1 opmerking:
Dank je Fred, ik heb leentjebuur gespeeld...
http://www.hugomaerten.nl/2012-10-15/een-8-baan-is-nog-geen-skydive
Een reactie posten